Skip to content Skip to footer

PRÈS LE BUT

SPELREGELS & REGLEMENT

Pétanque is een specifieke vorm van Jeu de Boules die zijn oorsprong vindt in Frankrijk. Hoewel de termen vaak door elkaar gebruikt worden, verwijst Pétanque specifiek naar de variant waarbij de spelers met de voeten samen moeten gooien vanuit een kleine cirkel en de ballen zo dicht mogelijk bij de but moeten krijgen.

Klik op de knop voor de PDF van het officiële FIPJP-reglement voor de pétanquesport, aangevuld met uitspraken van de reglementencommissie. (Versie 3-2021-05-30)

Jeu de Boules en pétanque worden vaak als synoniem gezien, toch is dat niet helemaal juist. Pétanque is de Provençaalse variant op Jeu de Boules. Jeu de Boules is de term die alle spelen met metalen ballen omvat.

Pétanque kent drie spelvormen:

  • Tripletten; drie tegen drie, iedere speler 2 boules.
  • Doubletten; twee tegen twee, iedere speler 3 boules.
  • Tête-à-tête; één tegen één, iedere speler 3 boules.
PRÈS LE BUT

"Pétanque is proberen om alle kansen die zich voordoen zo goed mogelijk te benutten!"

De 10 verkorte spelregels

VOORAF

“Pétanque is niet enkel een boule naar het but werpen – Pétanque is proberen om alle kansen die zich voordoen zo goed mogelijk te benutten!

Een petanquespeler kan alleen maar groeien als hij het beste uit het spel probeert te halen. Dit doet hij door niet altijd op safe te spelen – maar door het toepassen van de juiste techniek en tactiek. Een speler die wil blijven groeien – beginnende of gevorderde – zal zichzelf altijd moeten uitdagen en  haalt het onderste uit de kan. Hij probeert te allen tijde kansen te herkennen – en te benutten – zodra ze zich voordoen. Want een onbenutte kans staat een goed spel meer in de weg dan een gemiste kans. Zoals het gezegde gaat: ‘Nooit geschoten is altijd mis!’ 

Bij pétanque gaat het er om geen genoegen te nemen met 1 makkelijk te winnen punt als er door volledige inzet ook meer punten te behalen zijn. Pétanque draait om lef tonen, risico’s durven nemen en proberen de juiste techniek en tactiek toe te passen. 

Kortom, het is ‘Win-Win! – Een goede petanquespeler wordt twee keer beloond! Want verliest hij, dan heeft hij toch een goede partij gespeeld. Wint hij – wanneer hij echt alles heeft gegeven – dan is de winst ’the cream on top!’ 

 

SPELVORM

In een triplette zijn afzonderlijke posten met afzonderlijke taken te onderscheiden: de eerste plaatser (pointeur). De tweede of middelste speler (milieu) en tenslotte de schutter (tireur). In een doublette komt de middelste post niet voor. Verder is het gelijk.

1. De toss bepaalt welk team begint.

2. Elk team krijgt 6 boules (2 boules per speler).

3. Het team dat de toss wint kiest de baan en bepaalt de plek van de werpcirkel (1 meter van de kant) en werpt het butje vanuit de werpcirkel tussen de 6 en de 10 meter op minstens 1 meter van een obstakel.

4. Het team (Team A) dat het but heeft gegooid, gooit ook de eerste boule. Het is de bedoeling om de boule zo dicht mogelijk bij het but te plaatsen. Ligt een boule van de tegenpartij dichtbij de but, dan wordt deze boule het doel. Richt op de boule die ligt – Niet altijd op de but!

5. De eerst volgende boule word gegooid door de tegenpartij (Team B). Team B probeert haar eerste boules dichter bij het but te plaatsen. Het is toegestaan de boule van de tegenstander (Team A) of het but weg te stoten.

6. Zolang de positie van de boule van Team B ten op zichte van de boule van Team A niet verbetert, blijft Team B aan beurt. Als Team B een betere boule gooit, gaat de beurt over naar de andere partij (Team A).

7. Iedere boule die dichter bij het but ligt dan de boule van de tegenstander levert één punt op. Alleen de winnaar krijgt punten.

8. Als een team geen boules meer heeft, kan de tegenpartij proberen nog meer boules beter te plaatsen.

9. Als alle boules gespeeld zijn, krijgt het winnende team net zoveel punten als het aantal boules dat beter ligt dan de beste boule van de tegenpartij.

10. Het team die de voorgaande werpronde heeft gewonnen, begint de volgende werpronde en gooit het but.

Als alle boules gespeeld zijn, de uitslag is overeengekomen en de dertien punten nog niet zijn bereikt, dan begint de nieuwe speelronde aan de overzijde van het speelveld.

 

1 MINUUT SPEELTIJD – EERST METEN, DAN PRATEN!

SPELREGELS RONDOM METEN, technisch en tactisch OVERLEG EN DE 1 MINUUT SPEELTIJD

Doel: deze handleiding helpt spelers en teams duidelijk te begrijpen wat er volgens het officiële reglement (RPS 2021) wel en niet mag bij meten, overleg en het starten van de 1 minuut speeltijd.

KERNREGEL (Artikel 21 – RPS 2021):
De speeltijd van 1 minuut begint zodra het but of de laatst geworpen boule tot stilstand is gekomen, tenzij eerst een noodzakelijke meting wordt verricht. Na de meting begint de speeltijd.

KORTE SAMENVATTING

Buiten de 1 minuut (toegestaan vóór de klok start):

  • Naar voren lopen om situatie te bekijken (visueel meten)
  • Eén donnee (inslagplek) dichtmaken (zie Artikel 10)
  • Meten met passer of lint (Artikel 26)
  • Technisch overleg over de meting (bijv.: “Wie ligt dichterbij?”)

Binnen de 1 minuut (valt onder speeltijd):

  • Tactisch overleg (bijv.: “Dan moet je schieten naar links”)
  • Overleg over welke actie genomen moet worden na de meting
  • Gebaren, aanwijzen, planning bespreken
  • Wachten zonder duidelijke meting of spelhandeling

Wat mag een teamgenoot doen?

  • Meelopen en kijken: ✅ Ja, zolang stil en niet storend
  • Technisch mee meten of visueel beoordelen: ✅ Ja
  • Tactisch overleggen tijdens meten: ❌ Nee, dan begint de tijd

Wat mag de tegenstander doen?

  • Meekijken op afstand: ✅ Ja
  • Zelf (na)meten zodra zij aan de beurt zijn: ✅ Ja
  • Bemoeien met overleg of tactiek van tegenstander: ❌ Nee

UITGEBREIDE UITLEG MET VOORBEELDEN

📆 VOORBEELDSITUATIE TIJDENS EEN PARTIJ (DOUBLETTEN)

Tijdsverloop na een geworpen boule:

  1. De boule van team A komt tot stilstand. (tijd start nog niet)
  2. Een speler van team B loopt naar voren om te kijken wie op punt ligt. (✅ toegestaan)
  3. De speler maakt één donnee dicht met zijn voet. (✅ toegestaan)
  4. De speler kijkt met zijn ogen wie ligt. (✅ toegestaan)
  5. Een teamgenoot komt erbij staan om mee te kijken. (✅ toegestaan)
  6. De speler zegt: “Zal ik dan die boule schieten?” → ⚠️ Vanaf hier: 1 minuut start.
  7. Het overleg gaat verder: “Dan krijg je misschien twee punten.” → Dit valt nu ín de minuut.
  8. Speler moet nu binnen 1 minuut werpen.

🔹 WANNEER BEGINT DE 1 MINUUT ECHT?

De 1 minuut begint zodra:

  • Het but of de laatst geworpen boule stil ligt, én
  • Er geen meethandeling meer gaande is, én
  • Er overleg/tactiek of aarzeling plaatsvindt

Als er nog een meting (visueel of met lint of passer) bezig is, begint de tijd nog niet.

🚶‍♂️ WAT MAG EEN TEAMGENOOT DOEN ALS ZIJN PARTNER MET VISUEEL METEN BEZIG IS?

  • Mee naar voren lopen: ja
  • Stil blijven staan en kijken: ja
  • Samen stil kijken: ja
  • Praten over wat te doen: nee → dan start de 1 minuut

⚠️ WAAR MOET JE ALS SCHEIDSRECHTER OF TEGENPARTIJ OP LETTEN?

  • Als meten overgaat in overleg: klok start
  • Als spelers tijd rekken onder het mom van “meten”: klok start
  • Als een speler niets doet maar wacht: klok start
  • Als tegenstanders zich bemoeien met overleg: mogelijk waarschuwing (Artikel 17)


    💡 Praktische tip voor spelers:

    “Als je twijfelt over wie ligt — eerst meten, dan pas overleggen.”
    Vertrouw niet blind op wat de tegenstander zegt. Zodra jij tactisch begint te praten, is je tijd gestart!


SAMENVATTING IN ÉÉN ZIN: EERST METEN, DAN PRATEN – DAN WERPEN!

Meten (zowel visueel als met een lint of passer) mag buiten de speeltijd, én tactisch overleg hoort altijd binnen de 1 minuut te gebeuren.


Voor verdere toelichting zie:

  • Artikel 10: Donnee dichtmaken
  • Artikel 17: Gedrag van spelers en tegenstanders
  • Artikel 21: Start van de speeltijd
  • Artikel 26: Metingen

Deze handleiding is gebaseerd op het RPS 2021 (officiële reglement NJBB / FIPJP).

Bij twijfel: vraag de scheidsrechter of hanteer de regel “eerst meten, dan pas praten.”

 

GENOEG AFSTAND HOUDEN VAN DE WERPCIRKEL

Afstand tot de werpcirkel voor spelers die niet aan de beurt zijn is minimaal 2 meter.

Volgens zowel de internationale regels van de FIPJP als de Nederlandse NJBB moeten alle spelers die niet aan de beurt zijn zich op minimaal 2 meter afstand van de werpcirkel bevinden. Ze moeten daarbij ook buiten het speelveld blijven, tenzij dat door omstandigheden niet mogelijk is.

De officiële internationale regel stelt dat tegenstanders op minstens 2 meter afstand moeten staan van zowel de werpcirkel als het butje (het doelballetje). De NJBB volgt deze regel volledig.

Gedrag van medespelers van de werper

Medespelers van de werper mogen zich binnen het speelveld bevinden, maar moeten stil blijven staan en mogen de werper op geen enkele manier afleiden.

Iedereen die niet werpt moet achter het butje of achter de werper blijven, zodat de werper vrij zicht en voldoende ruimte heeft.

Doel van deze regel

Deze regels zijn bedoeld om de concentratie van de werper te waarborgen, afleiding te voorkomen en een sportieve en ordentelijke sfeer tijdens het spel te garanderen.

 

Respecteer elkaar, respecteer de regels!

 
  1. Respect voor tegenstanders en medespelers
    Spelers moeten zich sportief gedragen tegenover elkaar. Beledigend of provocerend gedrag is verboden.

  2. Stilte tijdens het werpen
    Tijdens het werpen van een boule moeten alle andere spelers stil zijn en niet bewegen binnen het gezichtsveld van de werper.

  3. Correcte positie op het terrein
    Spelers die niet aan de beurt zijn, moeten zich op minstens 2 meter afstand van de werpcirkel bevinden en buiten het speelveld blijven, tenzij dat niet mogelijk is.

  4. Geen onnodige vertraging
    Het spel moet vlot verlopen maar neem de tijd om een donnee dicht te maken. Maak ondertussen een plan. Schat de situatie in. Meet (met apparatuur of visueel) als het nodig is. Overleg pas na de meting. Elke speler heeft maximaal 1 minuut.
    Ken de regels omtrent meten en technisch/tactisch overleg: ‘Eerst meten, dan praten – dan werpen’.  

  5. Niet lopen op andermans terrein
    Spelers mogen niet door een ander speelveld lopen als daar nog een mène bezig is. Alleen als het nodig is om een eigen boule te spelen of te meten, mag men het terrein betreden.

  6. Boules en but markeren
    Om eventuele discussies over een verplaatste but te voorkomen is het raadzaam deze na het uitwerpen direct te markeren. Het is echter niet verplicht. Voor het meten mogen boules en het but gemarkeerd worden. Het is verboden om dit pas na verplaatsing te doen.

  7. Respect voor de beslissing van de scheidsrechter
    De aanwijzingen van een scheidsrechter moeten zonder discussie worden opgevolgd. Protest is mogelijk, maar altijd op gepaste wijze.

  8. Verlaten van het terrein
    Spelers mogen het speelveld of de baan niet verlaten zonder toestemming van een scheidsrechter of duidelijke reden. Ongeoorloofd vertrek kan leiden tot sancties.

  9. Verplaatsing van objecten verboden
    Het is niet toegestaan om opzettelijk stenen, bladeren of andere objecten te verplaatsen die invloed kunnen hebben op het spelverloop.

  10. Gebruik van mobiele telefoons en andere storende middelen
    Deze moeten zijn uitgeschakeld of op stil staan. Verstoring van het spel kan bestraft worden.

Nog meer weten? Download de uitgebreide spelregels!

KEN DE REGELS EN SPEEL EEN

TOF P

butjebutje
butjebutje

TJE!